Vervaardiging van zeep -
een korte versie
Al in de 7e eeuw werden in het Midden-Oosten oliën/vetten en loog gekookt om zeep te produceren. Deze vorm van zeepproductie werd al snel ook bekend in Europa, met Spanje en Frankrijk als productiecentra.
In de Middeleeuwen werden zogenaamde badhuizen gebouwd omdat persoonlijke hygiëne steeds belangrijker werd.
Toen de pest en cholera uitbraken, geloofde men dat de veroorzakers van deze ziekten in het water zaten en mensen hun lichaam niet wasten. Je bent gewoon overgestapt op poeder en parfum.
Zeep maakte als het ware een comeback in de 17e eeuw.
Lodewijk XIV haalde de beste zeepmakers naar Versailles en vaardigde in 1688 de Zuiverheidswet voor zeep uit:
Zeep werd als van bijzonder hoge kwaliteit beschouwd als deze ten minste 72% olie bevatte.
Traditionele zeep maken bestaat nog steeds in Marseille vandaag.
Zepen worden vandaag de dag nog steeds op deze manier gemaakt van dierlijke of plantaardige vetten en oliën
en gemaakt door een nauwkeurig berekende loog toe te voegen.
Het toevoegen van de loog aan de gesmolten vetten veroorzaakt een chemische reactie (verzeping),
de vetten worden daarbij afgebroken tot natuurlijke glycerine en zouten van de vetzuren.
Er wordt zeer warme zeeplijm geproduceerd, daarom wordt het proces kokende zeep genoemd.